Inkoopvolwassenheid en competenties bij de inkoop van zorg

De afgelopen weken hebben wij, samen met andere organisaties, weer een aantal bijeenkomsten over de inkoop van zorg door gemeenten georganiseerd. Drie dingen vielen mij daarbij op. De eerste was het feit dat veel gemeenten nog aan het begin van hun beleidsmatige visievorming staan. Dat is zorgelijk. Als de transities op 1 januari 2015 ingaan, dan is er nog weinig tijd over, zeker als je dan ook nog de inkoop geregeld moet hebben. Ten tweede viel het mij op dat er, ondanks het feit dat de gemeente nog geen beeld heeft wat ze wil, er vanuit de inkoop heel veel vragen komen over “hoe doe je het dan?” Ik ben aan de ene kant heel blij dat inkopers hun verantwoordelijkheid nemen en zich goed willen voorbereiden. Aan de andere kant vind ik dat inkoopbeleid moet volgen op het gemeentelijk beleid. Het lijkt mij niet goed dat inkoop nu aan beleid gaat vertellen hoe zij het zorgbeleid moten inrichten. Wel zou het mooi zijn als inkoop zich proactief opstelt en de beleidsmakers aanspoort en vroegtijdig adviseert. Daarmee pakt inkoop gelijk een hele sterke rol binnen de gemeente.

Dat brengt mij op mijn derde punt. In veel van de bijeenkomsten kwamen een aantal (werk)woorden vaak voor: vertrouwen, samenwerken, loslaten,netwerken, innoveren, co-creëren. Werkwoorden die mij uit het hart gegrepen zijn en ik helemaal vind passen bij een moderne inkoper, de inkoper 3.0. De inkoper die niet alleen op tactisch niveau bezig is, maar ook op strategisch niveau een meerwaarde voor de gemeente heeft. Tegelijkertijd slaat de schrik mij dan om hetzelfde hart als ik naar het inkoopvolwassenheidsmodel van Van Weele, Rozemeijer en Rietveld kijk. Dat bestaat uit zes fases. De eerste drie zijn inkoopgedreven, de andere drie businessgedreven. Als ik dan naar gemeenten kijk en ze in totaliteit een cijfer voor inkoopvolwassenheid geef, dan zou ik in een optimistische bui een 2,5 geven. Natuurlijk, er zijn gemeenten die wellicht hoger scoren, maar ik ben heel benieuwd hoeveel gemeenten een vier of hoger scoren en dus businessgedreven zijn.

De genoemde werkwoorden zijn volgens mij de succesfactoren voor het slagen van de inkoop van zorg. Volgens de theorie horen die echter bijeen inkoopvolwassenheid van vijf en zes. Dit zijn scores die ook in het bedrijfsleven maar heel weinig voorkomen. Daar zijn verschillende verklaringen voor. Ik wil er nu één uitlichten: competenties. Het is aannemelijk dat de competenties voor een inkoper binnen een inkoop-gedreven organisatie anders zijn dan voor een inkoper binnen een business-gedreven organisatie. Om welke competenties gaat het dan? Het pas verschenen rapport van Inquest “Professioneel gedrag en de positionering van inkoop” geeft inzicht. Ik citeer:

de inkoper 3.0 kent zijn processen, tools, maar praat er niet meer over. Hij luistert, is sensitief en gericht op integratie en engagement me de business. Te ontwikkelen competenties zijn conceptueel denken, visie en durf.

OK, deze resultaten komen uit een onderzoek binnen het bedrijfsleven, maar ik zie hier toch weinig verschil met de overheid.

Dat betekent nogal wat voor gemeenten. Naast de hele invoering van de Wmo binnen hun organisatie met grote financiële sociale belangen moeten ze dus tegelijkertijd hard aan competentiemanagement werken. Een jaar geleden schreef ik naar aanleiding van van ons jaarlijkse congres mijn eerste blog: “De snaterparadox: Calimero, het lelijke eendje, de domme gans en de zwaan” . Nu, een jaar later en een congres verder ben ik ervan overtuigd dat de inkoop van zorg dé mogelijkheid is voor inkopers om zelf een transitie te maken: van lelijk eendje naar trotse zwaan. Dat zou van lef en durf getuigen!

Plaats een reactie